Ik hoor een bij zoemen en volg het geluid. Al snel zie ik hem zitten en bestudeer hoe hij van bloem naar bloem gaat. ‘Wat kom je doen bij?’ fluister ik hem toe. ‘Niets’, is zijn antwoord, ‘Ik vlieg van bloem naar bloem omdat ik van honing houd.’ Deze kleine bij is zich er niet van bewust dat hij grootste dingen doet.
Een merel die in de heg een nestje heeft, landt in het vogelbadje even verderop. ‘Merel, wat kom je doen?’, vraag ik haar. ‘Niets', is haar antwoord: ‘Ik drink van dit water, omdat ik dorst heb en daarna vlieg ik weer weg, pik nog een klein wormpje uit je tuin en zorg voor mijn jong’.
Zowel de bij als de merel vliegen verder en ik merk op dat ze geen enkel spoor achterlaten, behalve dan wat stuifmeel en wat spetters water. Hoe zit dat met mij, vraag ik mij af. Overal waar ik kijk, laat ik sporen achter..slippers, een bord, een glas, een plastic tas, pakje keeltabletten. En dat is slechts op 1m2. Als ik verder kijk dan verbaas ik me erover wat ik toch allemaal denk nodig te hebben.
‘Gwendolin…en wat kom jíj hier eigenlijk doen? Wat komt de méns hier eigenlijk doen?'
Ik laat deze vragen op me inwerken terwijl ik nog wat geniet van de zomerse hitte en ik begin te beseffen dat dit misschien wel de reden is waarom ik op deze aarde ben: om naar de bij en de merel te
kijken en gewoon te leren hoe ze leven,
zonder vragen,
zonder klagen,
zonder verlangen,
zonder plannen.
De stroom van het leven volgen.